Wat is causaal verband?
Eén van de onvermijdelijke eisen om te kunnen spreken van aansprakelijkheid, is het causaal verband. Op het moment dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming, is op grond van artikel 6:74 BW de schuldenaar aansprakelijk voor de schade die de schuldeiser (de benadeelde) daardoor lijdt. Ook geldt op grond van artikel 6:162 BW dat diegene die een onrechtmatige daad pleegt, verplicht is om de schade te vergoeden die de benadeelde dientengevolge lijdt. Uit de woorden 'daardoor' en 'dientengevolge' kan het causaliteitsvereiste worden afgeleid: er dient sprake te zijn van causaal verband tussen de normschending (de tekortkoming of de onrechtmatige daad) en de schade. Hoe je tot een vaststelling van causaal verband komt, lees je in deze blog.

In deze blog heb je kunnen lezen wat een onrechtmatige daad is en wanneer je iemand aansprakelijk kunt houden voor de door jou geleden schade. Eén van de vereisten om te kunnen spreken van een onrechtmatige daad, is causaal verband.
Vaststellen van causaal verband; een tweetrapsraket
Het causaal verband stel je vast in twee stappen. De eerste stap is dat je met behulp van de leer van de
condicio sine qua non nagaat of de normschending een noodzakelijke voorwaarde is voor het ontstaan van de schade. Met andere woorden; zou de schade óók zijn ontstaan wanneer de gedraging (of het nalaten daarvan) van de aangesprokene niet zou hebben plaatsgevonden? Vervolgens dient met behulp van artikel 6:98 BW beoordeeld te worden of de schade als een gevolg van die gebeurtenis aan de schuldenaar kan worden toegerekend.
Met betrekking tot het vaststellen van het causaal verband gelden twee fases, namelijk;
- de vestiging van de aansprakelijkheid en
- de omvang van de aansprakelijkheid.
Stap 1: Het condicio sine qua non-verband
De vaststelling of er al dan niet sprake is van een
condicio sine qua non-verband, dient vastgesteld te worden aan de hand van een wegdenkoefening. Dit houdt feitelijk in dat situatie met de normschending (lees; de gestelde fout) vergeleken wordt met de hypothetische situatie zoals die zou zijn geweest zonder dat de normschending zou hebben plaatsgevonden. Is het zo dat de schade óók zou zijn ontstaan als de normschending wordt weggedacht? Als het antwoord op deze vraag 'nee' is, dan is aan het
condicio sine qua non-vereiste voldaan. In dat geval zou namelijk zonder de normschending de schade niet zijn ontstaan. Als het antwoord 'ja' is, dan is geen sprake van
condicio sine qua non-verband. Immers, óók zonder de normschending zou de schade zijn ontstaan.
Wie moet het condicio sine qua non-verband bewijzen?
Het uitgangspunt is dat de bewijslast – en daarmee ook het bewijsrisico – van het
condicio sine qua non-verband tussen de normschending en de schade op de benadeelde rust. Het uitgangspunt in het bewijsrecht is namelijk dat de partij die iets stelt, dat ook moet bewijzen. In de meeste gevallen ligt het
condicio sine qua non-verband voor de hand en levert het bewijs daarvan weinig problemen op. Het komt in de juridische praktijk echter ook met regelmaat voor dat het
condicio sine qua non-verband niet zonder meer gegeven is en de bewijslast daarvan een zware dobber voor de benadeelde oplevert. Er zijn in de rechtspraak mogelijkheden ontwikkeld om de benadeelde tegemoet te komen in deze bewijslast. Die mogelijkheden worden in latere blogs besproken.
Stap 2: De toerekening ex artikel 6:98 BW
Op het moment dat aan het
condicio sine qua non-verband is voldaan, ligt als tweede stap de toerekeningsvraag voor: is sprake van schade die in zodanig verband staat met de normschending, dat zij de schuldenaar als een gevolg van die normschending kan worden toegerekend? Bij het beantwoorden van deze vraag gaat het om alle omstandigheden van het geval, in onderlinge samenhang bekeken. In artikel 6:98 BW stan twee factoren die voor de beoordeling van het toerekeningsverband relevant zijn, namelijk;
- de aard van de aansprakelijkheid en de aard van de schade en;.
- andere toerekeningsfactoren, waaronder de voorzienbaarheid en/of waarschijnlijkheid van de schade, de aard van de overtreden norm, de aard van de gedraging en de vraag hoe ver verwijderd het causaal verband is. Ook wordt er, bijvoorbeeld in het geval er een verzekeraar bij betrokken is, gekeken naar de draagkracht van partijen.
De hiervoor besproken toerekeningstoets heeft vaak een inperking (lees: een matiging) van de omvang van de aansprakelijkheid en de daaruit voortvloeiende schade tot gevolg. In uitzonderingsgevallen kan het toerekeningscriterium ook leiden tot een uitbreiding van de omvang van de aansprakelijkheid en de daarmee samenhangende schadevergoedingsplicht.
Afsluitend
Heeft u vragen over het causaal verband of andere elementen die met het aansprakelijkheidsrecht samenhangen, neem dan gerust contact op!





